‘Reductie stikstofoxiden in bouwsector mogelijk’

Als het gaat om terugdringen van NOx-emissies in de bouw, valt er veel winst te behalen door de inzet van nieuwe logistieke concepten, digitalisering en nieuwe bouwmethoden. Dat blijkt uit een onderzoek van Movares naar de vraag hoe de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) in bouwprocessen en bouwlogistiek in de stad kan worden verminderd. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Topsector Logistiek in het kader van het kennis- en innovatieprogramma Emissieloos Bouwen.
Het onderzoek bestaat uit twee delen. Enerzijds richt het zich op de effecten van bouwlogistieke maatregelen op de uitstoot van stikstofoxiden, voor zowel grootschalige nieuwbouwprojecten als renovatieprojecten. Het gaat hierbij onder andere om maatregelen als een verplichte bouwhub, elektrificatie van transportmaterieel en een gebiedsgerichte aanpak. Anderzijds heeft Movares onderzocht wat de effecten op NOx-uitstoot zijn wanneer nieuwe(re) bouwmethoden worden gebruikt, zoals prefab of hout/CLT (cross laminated timber).

Nieuwe logistieke concepten, zoals bouwhubs en een gebiedsgerichte aanpak, en digitalisering leiden tot een aanzienlijke NOx-reductie. Op korte termijn is er allereerst veel winst te behalen als binnen grootschalige nieuwbouwprojecten bouwhubs worden ingezet, want door het bundelen van goederen zijn er veel minder transportbewegingen nodig. In de praktijk zijn hier al hele goede voorbeelden van. Een aanbeveling op langere termijn is een gebiedsgerichte aanpak. Op die manier kan de overheid vanaf de start van de planfase een efficiëntieslag maken en daarnaast kan er met deze aanpak rekening worden gehouden met locaties nabij stikstofgevoelige natuur. Echter vraagt dit om een flinke procesaanpassing, want ketenpartners in een bepaald project of gebied moeten dan met elkaar gaan samenwerken én informatie delen.

Trends zoals robotisering, digitalisering en industrialisering zorgen ervoor dat de inzet van nieuwe bouwmethoden mogelijk is. Tegelijkertijd beïnvloeden ook andere factoren als bouwsnelheid, hinder in de stad en eisen van bevoegd gezag de keuze voor een bouwmethode. Ten opzichte van traditionele bouw verschillen de alternatieve bouwmethoden met name op het aspect dat er veel geprefabriceerd wordt buiten de stad. Echter, bouwlogistieke en uitvoeringsdata van projecten om dat aan te tonen ontbreekt in veel gevallen. De derde aanbeveling is daarom  het monitoren van projecten met alternatieve bouwmethoden, en het uitvoeren van vervolgonderzoek naar de impact van alternatieve bouwmethoden op het aantal en type transportbewegingen (materiaal en personeel) en inzet van mobiele werktuigen. Hierdoor ontstaat inzicht in de uitstoot van de hele keten.

De vierde aanbeveling gaat over opdrachtgevers en hun beleid; zij spelen namelijk een belangrijke rol in het schetsen van de juiste kaders en kunnen sturen bij de aanbesteding van nieuwe bouwprojecten. Zij bepalen de criteria zoals doorlooptijd, bereikbaarheid of grondstoffen waar de aannemer op wordt uitgedaagd tijdens de uitvoering van een project.
Op basis van deze aanbevelingen kan volgens Movares worden gestart om meer bouwlogistieke en uitvoeringsdata beschikbaar te maken en de impact van nieuwe alternatieve bouwmethoden verder te concretiseren. Dat zal plaatsvinden in vervolgonderzoek en in zogenaamde Living Labs; locaties waar innovaties in de praktijk worden gebracht.

Het volledige rapport is te vinden op de website van Movares>