Hoe kanalen slim aanpassen zonder overlast?

Deltares-onderzoekers Marc Hijma en Dennis Peters doen bodemonderzoek in het droogliggende stuk van het Limburgse Julianakanaal (Foto: René Koster/Deltares)
11 december 2024 – Nederland verdiept en verbreedt de kanalen regelmatig om ze bevaarbaar te houden. Om dat goed te kunnen doen, is meer kennis nodig over de interactie tussen kanaal en ondergrond. De komende tijd onderzoekt Deltares in opdracht van Rijkswaterstaat de ondergrond van zowel het Julianakanaal als van het Amsterdam-Rijnkanaal.
Om de Nederlandse kanalen bevaarbaar te houden, zijn steeds vaker aanpassingen nodig als verdieping en verbreding. De aanpassingen veroorzaken soms wateroverlast voor de omgeving, bijvoorbeeld door weglekkend water naar huizen of opwellend water in sloten, akkers en weilanden. Daarnaast wordt de scheepvaart hierdoor gehinderd, schepen moeten omvaren of tijdelijk langzamer varen op een bepaald traject.
Met meer dan 1.250 kanalen is Nederland een echt kanalenland. Het grootste deel daarvan is gegraven tussen 1800 en 1850 voor goederentransport. Intussen zijn binnenvaartschepen groter en breder en moeten veel kanalen worden verdiept of aangepast. Omdat Nederland het aantal vrachtwagens uit milieuoverwegingen wil verminderen, zijn de waterwegen een belangrijk middel voor goederentransport. Zijn deze gestremd, dan dreigt er grote economische schade. Tegelijkertijd kampt de omgeving van een kanaal waar aan wordt gewerkt, soms met wateroverlast.
Om overlast te voorkomen of te minimaliseren, doet Deltares in opdracht van Rijkswaterstaat onderzoek naar het functioneren van het kanaal-ondergrondsysteem. Dit systeem is complex, voor elk kanaal anders, en wordt bepaald door onder andere het type kanaalbodem, waterstanden in en buiten het kanaal en de opbouw van de ondergrond.
Om verdere wateroverlast te voorkomen en efficiënt aan de kanalen te kunnen werken, onderzoekt Deltares de komende tijd de ondergrond van onder andere het Amsterdam Rijn- en het Julianakanaal, in opdracht van Rijkswaterstaat. Een goed begrip van de interactie tussen het kanaal en de ondergrond is namelijk essentieel om economische en maatschappelijke schade te minimaliseren.
Begin oktober onderzocht een team van Deltares het drooggelegde stuk van het Limburgse Julianakanaal. Eerder voerde Deltares vanaf een schip geofysische metingen uit, om de bodem en de ondergrond in kaart te brengen. Dit kanaal is aangelegd op grind, waar water gemakkelijk uit wegloopt. Bij de aanleg in de jaren dertig van de vorige eeuw is daarom op de bodem een laag klei aangebracht met daarop een beschermende grindlaag. Met bodemmonsters en waterdoorlaatbaarheidsproeven kan de huidige opbouw en werking van de bodem onderzocht worden.
Bij het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Nigtevecht start Deltares eveneens een onderzoek naar maatregelen die wateroverlast verminderen. De komende jaren installeert Deltares een aantal peilbuizen, om informatie te verkrijgen over stijghoogtes en stroomrichtingen. Dit vormt de basis voor een ondergrondmodel. Ook kijkt Deltares naar de scheepvaart, de daarbij horende belasting op de kanaalbodem en de verwachte erosie. Deltares meet daarvoor erosiegeulen en kijkt naar de samenstelling van de kanaalbodem. Langs het Amsterdam Rijnkanaal staan kades met een damwandconstructie. Ook die hebben invloed op de ondergrond, net als het grondwater en de stabiliteit van de kades.