TU Delft intensiveert onderzoek drijvende windturbines

Als het aan de Europese Commissie ligt, is alle gebruikte energie in 2050 afkomstig uit duurzame bronnen. Maar om dit doel te kunnen halen, moet er – op grote schaal – gebruik worden gemaakt van drijvende windturbines, stelt Axelle Viré, windexpert aan de TU Delft. Hoewel de techniek momenteel nog in de kinderschoenen staat, is de potentie enorm en om die potentie te verzilveren, lanceert de TU Delft het Floating Renewables Lab: een labfaciliteit die alle elementen uit de drijvende windturbineketen en andere offshore hernieuwbare energiebronnen, met behulp van numerieke modellen en AI, aan elkaar knoopt.
We hebben geluk in Nederland. Ons land grenst aan een ondiepe zee waar je windturbines op de bodem kunt bevestigen. Maar een groot deel van de wereldwijde oceanen is te diep. Zodra de zee dieper is dan ongeveer vijftig meter, wordt het lastig om molens vast te zetten op de bodem. Drijvende platforms kunnen daarvoor mogelijk een oplossing zijn.
Het Floating Renewables Lab vertegenwoordigt bijna de gehele windturbineketen. Zo wordt er aan de TU Delft gekeken naar welke kabels je het beste aan de zeebodem kunt bevestigen, maar bijvoorbeeld ook naar hoe je al die drijvende windturbines ten opzichte van elkaar moet neerzetten. Door daar onderzoek naar te doen, kan het energierendement substantieel worden verhoogd. Het sturen van het zog – de zuiging die ontstaat door de beweging van zo’n turbine in water – is daar een voorbeeld van. Daarbij wordt gekeken naar het doelbewust veranderen van de hoek waaronder de windturbinebladen in de wind staan. Het effect daarvan is dat het zog achter de turbine gedeeltelijk of geheel óm de volgende turbine heen wordt gestuurd. Dat levert energiewinst op.

Veel meer bij de TU Delft>