Onderwaterdrainage veenweidegebieden helpt maar vraagt extra water
Onderwaterdrainage is één van de mogelijkheden om de maaivelddaling in het Nederlandse veenweidegebied te verminderen. De keerzijde is dat onderwaterdrainage juist in droge perioden extra water vraagt. Ongeacht de gekozen maatregel om maaivelddaling te beperken zal de toekomstige zoetwatervraag waarschijnlijk per definitie toenemen. Bijvoorbeeld natte teelten in combinatie met slootpeilverhogingen leiden ook tot een extra watervraag.
De afgelopen jaren is in een aantal proeven de toename van de watervraag op perceelschaal van veengebieden in kaart gebracht. In het recent uitgebrachte onderzoek van Deltares en Wageningen Universiteit en Research is de regionale toename van de watervraag voor onderwaterdrainage voor West-Nederland getoetst. Daarbij is de kennis uit lokale proefprojecten vertaald naar scenario’s voor het landelijk hydrologisch model (LHM).
Hoe werkt onderwaterdrainage?
Bij een te lage grondwaterstand droogt veen uit waardoor de zuurstof uit de lucht diep in het veenprofiel doordringt en het organisch materiaal afbreekt. Dit veroorzaakt onder andere maaivelddaling en extra uitstoot van het broeikasgas CO2. Bij een veenperceel met onderwaterdrains kan het water vanuit de sloot beter het perceel instromen en het grondwatertekort aanvullen zodat uitdroging van het veen kan worden voorkomen.
Onderwaterdrains zijn geperforeerde buizen die ongeveer 80 centimeter diep in de veenpercelen liggen en onder het waterpeil uitkomen in de aangrenzende sloten. Deze onderwaterdrains zorgen ervoor dat de grondwaterstand in droge perioden niet te ver onder het slootpeil kan uitzakken.
Modelstudie en testresultaten
Proeven met onderwaterdrainage laten wisselende resultaten zien voor wat betreft het effect op de grondwaterstand. In het onderzoek lukte het niet altijd om voldoende water via de drains te laten infiltreren. Tijdens de proeven zorgden de onderwaterdrains gemiddeld voor vijf tot tien centimeter verhoging van de laagste grondwaterstanden. Deze methode van onderwaterdrainage zou op regionaal niveau in een droge zomer volgens de modelstudie voor ongeveer 4% (0,03 mm/dag) extra watervraag zorgen. Voor een substantiëler effect ter voorkoming van de maaivelddaling is een grotere infiltratie van water nodig. Proeven waarbij de drains werden uitgerust met een pomp, de zogenaamde drukdrains, laten zien dat een grondwaterstandverhoging van 30-40 centimeter mogelijk is. Om dit te realiseren zou regionaal ongeveer 18% (0,12 mm/dag) extra inlaatwater nodig zijn.
De resultaten van deze studie kunnen meewegen in beleidsmatige afwegingen ten aanzien van de toepassing van onderwaterdrainage voor veenweidegebieden. Voor meer zekerheid wordt aanbevolen om langjarige metingen te doen zodat de effecten op grondwaterstanden, maaiveld daling, broeikasgasemissies en waterkwaliteit voor de drogere jaren in de toekomst beter kunnen worden voorspeld.