Monitoringsaanpak ecologische effecten bij gebruik aquathermie beschikbaar
Het monitoren van ecologische effecten bij grootschalige inzet van thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) is van belang om deze vorm van aquathermie in te kunnen zetten als duurzame bron voor het verwarmen van woningen en bedrijfspanden. Deltares heeft binnen het kennisprogramma WarmingUP een aanpak opgesteld voor het monitoren van ecologische effecten bij het onttrekken van TEO. Met deze aanpak kunnen waterbeheerders en warmteleveranciers de effecten van koudwaterlozingen goed monitoren en houden ze zicht op het ecologisch functioneren van een watersysteem.
TEO-systemen tappen in de zomer warmte uit het oppervlaktewater. Deze warmte wordt opgeslagen in de ondergrond en in de winter gebruikt voor het verwarmen van woningen en gebouwen. Door het onttrekken van warmte aan het oppervlaktewater wordt kouder water terug geloosd; een koudwaterlozing. De praktijkvoorbeelden op wijkniveau van de afgelopen jaren geven nog geen volledig beeld van de effecten op de ecologie. Er zijn indicaties zijn dat een koudelozing door verlaging in temperatuur kan leiden tot verbeterd doorzicht en lagere nutriëntconcentraties. Wat de ecologische effecten zijn bij grootschalige inzet van TEO op de langere termijn is echter nog onbekend. Monitoring van TEO-installaties is van belang om enerzijds te volgen of er geen ongewenste ecologische effecten optreden. Anderzijds kunnen de data worden gebruikt om de kennis over de effecten van TEO op te bouwen: hoe verspreidt zich een koudelozing door een watersysteem en hoe reageren algen, planten en vissen. Deze kennis over effecten kan waterbeheerders helpen in de afweging bij vergunningverlening.
Wat te monitoren is afhankelijk van de verwachte omvang van de koudelozing, de grootte en de verwachte gevoeligheid van het ontvangende oppervlaktewater en de mate van interesse in kennisontwikkeling. Daarom zijn er drie niveaus van monitoring gedefinieerd: het basisniveau ‘weet wat je loost, een uitbreiding voor de monitoring van de ecologische toestand, gestoeld op de KRW- monitoring en als derde niveau een uitgebreide variant waarbij directe effecten op soorten en hun ontwikkeling wordt gemonitord.
De grootste effecten worden verwacht in het voorjaar, meten in meerdere jaren is daarbij van belang. Met de data uit de meest uitgebreide monitoringsvariant kan worden onderzocht welke verbanden er zijn tussen de temperatuurverschillen, -verspreiding, de biochemie van het water en flora en fauna.